Kweekvis vervangt wilde vis in rap tempo - Biowetenschappen & Maatschappij

Geen producten in de winkelwagen.

07 september 2023
normaal verdiepend

Kweekvis vervangt wilde vis in rap tempo

De auteurs

De kweek van vis is de afgelopen vijftig jaar sterk toegenomen. We eten wereldwijd nu al meer van vis uit kweek dan uit de natuur. Aquacultuur wordt steeds grootschaliger en industrialiseert.

Vis heeft altijd een belangrijke rol in de menselijke geschiedenis gespeeld. Vroege bewoners verkregen hun voedsel door het verzamelen van planten, bessen, schelpdieren en de jacht op vis en wild.  De eerste traceerbare bronnen van viskweek zijn terug te vinden in oud-Chinese manuscripten die instructies bevatten hoe karpers in vijvers konden worden gehouden. In de Griekse oudheid ontdekte men dat oesters makkelijker te oogsten waren als ze vooraf uitgezaaid werden op speciaal daartoe ingerichte percelen kustbodem, een techniek die tot de dag van vandaag nog als bodemcultuur bekend staat. Toch is aquacultuur – de teelt van alle in het water levende dieren plus zeewier en algen – van relatief recente datum. Pas in de achttiende eeuw werden technieken ontwikkeld om karper en forel in gevangenschap voort te planten. Van echt grootschalige visproductie is in Europa pas sprake in de twintigste eeuw, vooral na Tweede Wereldoorlog. In Azië daarentegen is visteelt, met name in dorps- en tuinvijvers, eeuwenoud. Toch is ook daar sinds de vorige eeuw echt een flinke toename te zien. Pas in 1976 erkende de Wereldvoedselorganisatie (FAO) de aquacultuur als een zelfstandige sector binnen de voedselproductie. Sindsdien maakt die een stormachtige ontwikkeling door.

De wereldwijde productie van aquatisch voedsel sinds 1950. © Stichting BWM

Opmerkelijke prestatie

In 2021 werden voor het eerst meer vis, schelp- en schaaldieren uit kweek op de markt gebracht dan uit vangst in het zoute en zoete water. Dat is een bijzonder opmerkelijke prestatie in een periode van slechts vijftig jaar. Hier zitten twee grote drijvende krachten achter. Ten eerste: een enorme toename in de vraag naar visproducten door de wereldwijd gestegen welvaart. De consumptie van visproducten verdubbelde van ongeveer tien naar twintig kilo per persoon per jaar terwijl de wereldbevolking meer dan verdubbelde. Ten tweede: een afvlakkende visserijvangst. Al sinds de jaren negentig schommelt de wereldwijde opbrengst van de visserijvangst rond de negentig miljoen ton per jaar, een duidelijke aanwijzing dat de grenzen van de visproductie in de zee zijn bereikt.

Hoeveelheid gevangen en gekweekte vis, schaal- en schelpdieren (miljoen ton) in 2020. Non-food omvat alle productie die niet of niet rechtstreeks voor de menselijke consumptie is bedoeld, zoals pareloesters, siervis maar ook (en vooral) vis die verwerkt wordt tot vismeel en visolie.© Stichting BWM

Bovenstaande ontwikkeling is niet gelijkmatig verspreid over de wereld. Aquacultuur is vooral een Aziatische bezigheid: meer dan negentig procent van de totale aquacultuurproductie komt hier vandaan. En daarbij is China de dominante speler; die zorgt voor zeventig procent van alle gekweekte vis, schaal- en schelpdieren. Dat heeft grote gevolgen voor het aanbod van visproducten. Schommelingen in de wereldmarkt zijn vaak het gevolg van de wisselende Chinese productie. De Europese Unie (EU) bijvoorbeeld, één van ‘s werelds grootste vismarkten, haalt maar liefst twee derde van haar aanbod uit landen buiten de EU, waarvan het grootste deel uit Azië. Dat maakt ons continent kwetsbaar. Wij stellen hoge eisen aan de voedselveiligheid en duurzaamheid van de geïmporteerde vis. Daarnaast verandert China geleidelijk van een visexporteur naar een visimporteur en stelt veel minder hoge eisen dan de EU. Andere grote producenten zoals Indonesië en Vietnam zouden hun export wel eens kunnen afbuigen naar het soepelere China waardoor er tekorten kunnen ontstaan op de Europese markt.

Aantal soorten stijgt

Waar de vraag naar vis stijgt en het aanbod uit vangst beperkt blijft, wordt gezocht naar mogelijkheden tot kweek. En dat is precies wat er de afgelopen veertig jaar heeft plaatsgevonden. Het aantal soorten dat wordt gekweekt, stijgt ieder jaar weer. De FAO telt er nu al meer dan 622, waarvan meer dan 300 vissoorten, 88 schelpdiersoorten, 49 soorten kreeftachtigen (waaronder garnalen en krabben) en 30 soorten zeewier. Maar ondanks die grote diversiteit wordt de sector, zowel in beeld als commercieel en economisch, bepaald door een beperkt aantal soorten: zalm, forel en in mindere mate mosselen en oesters in Europa en Noord-Amerika en garnaal en tilapia in Azië en Zuid-Amerika. In Europa is daarnaast zeebaars en dorade erg belangrijk, in Azië pangasius (een meervalsoort) en sommige krabsoorten en in Afrika en Noord- Amerika enkele meervalsoorten. Daarnaast kunnen lokaal vele soorten van belang zijn, zoals bijvoorbeeld in Nederland de paling.  De variatie werkt wel belemmerend op de ontwikkeling van aquacultuur. Van iedere nieuwe soort moet de biologie, de voortplanting, de voeding en de kweekmethode worden ontwikkeld. Dat gebeurt werkenderwijs en leidt aanvankelijk tot ongewenste milieuschade, ziektes en beperkt dierenwelzijn. Duurzaamheid is dus niet per definitie gegarandeerd in de aquacultuur.

Duurzaamheidscriteria

Daartegenover staat dat voor de producten uit de aquacultuur duidelijke duurzaamheidscriteria zijn opgesteld die door diverse keurmerken worden gebruikt. De meest bekende en internationaal hoogst aangeschreven keurmerken zijn van het ASC (Aquaculture Stewardship Council), vooral in Europa bekend en het keurmerk BAP van de Global Seafood Alliance (dominant in de USA). Kwekers die voldoen aan de voorwaarden (zie kader Keurmerken voor vissen) krijgen een internationaal erkend certificaat. De meeste Nederlandse supermarkten verkopen onder eigen label uitsluitend vis met een ASC-keurmerk. Ook in andere westerse landen promoten supermarkten gecertificeerde visproducten. En dat werkt. Door hun invloed op de markt dragen de supermarktketens in Europa en Noord-Amerika bij aan de verduurzaming van aquacultuur, ook in verre landen. Zo hebben inmiddels alle grote Vietnamese kwekers van de populaire witvis pangasius, meerdere labels zoals ASC en BAP. Ook het nieuwe visteeltbedrijf Kingfish Zeeland dat geelstaartvissen kweekt, heeft inmiddels het keurmerk van ASC gekregen.

Een belangrijk punt in de beoordeling van de duurzaamheid van vis is de mate waarin gebruik wordt gemaakt van dierlijke ingrediënten in de voeders, zoals vismeel en visolie. Je kunt de vis immers net zo goed direct opeten, in plaats van voeren aan kweekvis, zo is de gedachte. Wereldwijd is de hoeveelheid wilde vis die tot vismeel of visolie wordt verwerkt de afgelopen dertig jaar echter niet gestegen maar gedaald van 25 tot 30 naar ongeveer 20 miljoen ton per jaar. Nog steeds een grote hoeveelheid maar afgezet tegen de enorme groei in aquacultuur, ook opmerkelijk. Kwekers proberen dierlijke ingrediënten in het visvoer zoveel mogelijk te vervangen door plantaardige zoals die uit soja. De van oorsprong visetende zalm in de kweek krijgt bijvoorbeeld overwegend vegetarisch visvoer. Modern zalmvoer bestaat namelijk voor slechts tien procent uit vismeel. Onderzoek heeft overigens uitgewezen dat zalm op een volledig vismeelvrij dieet kan worden gehouden. Verdere reductie van het percentage vismeel ligt daarom voor de hand.

Het is echter lastiger om de visolie in het visvoer te vervangen door plantaardige olie. De gezondheidsclaims van vis berusten op de aanwezigheid van omega-3-vetzuren en die haalt de kweekvis vooral uit visolie. Plantaardige oliën bevatten met name omega-6-vetzuren. Daarom wordt visolie niet helemaal geweerd uit visvoeders en krijgt zalm enkele weken voor de oogst een dieet dat meer visolie bevat. Toch staan de ontwikkelingen niet stil en wordt met veel aandacht gekeken naar de omega-3-rijke olie van eencellige algen (zie ook hoofdstuk 1 ‘Hypes en hoop voor microalgen als grondstofleverancier). Onlangs hebben enkele grote bedrijven in de zalmindustrie een overeenkomst gesloten om een belangrijk deel van de visolie in hun voeders te vervangen door algenolie.

Toenemende industrialisatie

Wat zijn nu belangrijke ontwikkelingen in de sector? Wereldwijd is een sterk toenemende industrialisatie van de aquacultuur gaande. Familiebedrijven, zo typisch voor de huidige veeteelt, worden in de aquacultuur steeds vaker vervangen door grote industriële concerns, die wereldwijd opereren en in diverse landen kwekerijen hebben. Die ontwikkeling blijft nu nog beperkt tot een klein aantal duurdere soorten zoals zalm, tilapia, zeebaars, dorade, barramundi (een baarsachtige), geelstaartvis en de tropische garnaal. In Afrika wordt tilapia steeds meer gekweekt in netkooien op de grote meren, met opbrengsten die ver uitstijgen boven die van lokale boeren.

Door de gestegen kosten van milieu- en ziektepreventie is er ook een verschuiving gaande naar volledig gecontroleerde productie in een stal of hal. De vis bevindt zich in grote tanks die onderdeel zijn van een zogenaamd Recirculatie Aquacultuur Systeem (RAS). Hierbij wordt het water uit de vistanks gezuiverd en zoveel mogelijk hergebruikt. RAS werd een aantal jaren geleden voornamelijk gebruikt voor de kweek van zoetwatervissen zoals meerval en paling in Nederland, maar nu grootschalig ingezet voor de kweek van jonge zalm, forel en de jongste stadia van mariene soorten. De ontwikkelingen gaan steeds verder en op dit ogenblik wordt de teelt van tropische garnalen in RAS ook uitgeprobeerd. De recirculatiesystemen houden de temperatuur, het zuurstofgehalte, de zuurgraad en andere omgevingsfactoren optimaal voor de vis. De zuivering en het hergebruik van het kweekwater zorgt ervoor dat de uitstoot van afvalstoffen naar de omgeving gering is. Recirculatiesystemen worden daarom gezien als milieuvriendelijke productiesystemen. Vissen die hierin zijn gekweekt, krijgen doorgaans een groen label van de Goede Viswijzer. Het is dan ook de verwachting dat het gebruik van RAS sterk zal toenemen in de aquacultuur.

Schematische weergave van het recirculatiesysteem RAS.© Stichting BWM

Offshore zalmteelt

Ondanks de industrialisatie van de aquacultuur blijven tradities en gewoontes een rol spelen. Soms blijkt het erg lastig om het traditionele productiesysteem te verlaten. De mariene kooicultures in de zalmteelt bijvoorbeeld lopen tegen hun grenzen aan door toenemende milieuproblemen en uitbraken van ziektes. Mede als gevolg van klimaatverandering treden periodes van algenbloei steeds vaker op in kustgebieden waar veel zalmkwekerijen zijn. Maar vooral de zalmluis veroorzaakt veel problemen. De sector zoekt de oplossing in nog verdere industrialisatie, door verder op zee in grote offshore installaties zalm te gaan kweken waar de zalmluis minder goed gedijt. Zo heeft het Noorse bedrijf Salmar net de ‘Ocean Farm 1’ gelanceerd bij het Noorse Frohavet – de eerste offshore visboerderij ter wereld. Het lijkt op een boorplatform dat een grote kooi van maar liefst 68 meter diep en een volume van 250 duizend kubieke meter omvat en naar verwachting vijf miljoen kilo zalm per jaar kan produceren. Vooralsnog is het een pilotproject maar Salmar kondigt aan dat deze vorm van visteelt een nieuw tijdperk zal inluiden in de aquacultuur. De sector volgt de ontwikkelingen van Salmar met grote belangstelling. Mocht het een succes blijken te zijn, dan zullen anderen snel volgen.

Vaccinatie zalm en forel

Overigens is verplaatsing van de productie naar open zee maar één van de mogelijke maatregelen in de ziektebestrijding. De Noorse en Schotse zalmteelt worden gekenmerkt door een buitengewoon laag gebruik van antibiotica, een succes dat alleen mogelijk werd door intensieve vaccinatie tegen de meest voorkomende virale ziektes. Alleen is het behoorlijk bewerkelijk om vaccins via injectie aan alle individuele vissen toe te dienen. Recentelijk zijn automatische vaccinatie apparaten ontwikkeld die hiervoor een oplossing bieden maar dat is alleen inzetbaar voor soorten waarvan vorm en grootte goed voorspelbaar zijn zoals zalm en forel. Voor de meeste vissoorten kunnen vaccins alleen via een bad of via het voeder toegediend worden, en voor bacteriële infecties zijn ze überhaupt niet geschikt. Ongewervelden zoals schelpdieren en garnalen hebben geen specifiek immuunsysteem en kunnen dus niet gevaccineerd worden. Om al die redenen is ziektepreventie de beste vorm van ziektebestrijding in de aquacultuur. Daarbij is een juist management cruciaal zoals het optimaal houden van de waterkwaliteit, een goed en juist voederregime volgen en de dieren zoveel mogelijk stressvrij houden.

Imagoschade

Het risico van deze verdere intensivering is imagoschade. Het is de vraag of de consument op de lange termijn zich wel kan vinden in verdere industrialisering van de visproductie. Vissen staan verder van de mens dan landbouwhuisdieren, maar verhalen over massale vissterfte door ziektes of toxische algen kunnen het beeld van de aquacultuur makkelijk doen kantelen. Westerse landen besteden steeds meer aandacht aan dierenwelzijn. De eerdergenoemde labels voegen stap voor stap welzijnscriteria toe aan hun standaard maar eenvoudig is dit niet. De vele soorten kweekvis hebben namelijk ieder hun eigen gedrag. Zo is uit Wagenings onderzoek gebleken dat de Afrikaanse meerval verschillend reageert op de visdichtheid.  Die reactie is afhankelijk van de leeftijd en de grootte. Jonge vissen vertonen bij lage dichtheden sterk territoriaal gedrag, ze vechten tegen elkaar. Bij hogere dichtheden verdwijnt dit. Als er onvoldoende zwemruimte is, verhoogt hun stressniveau toch. Grotere vissen vertonen geen vechtgedrag maar bouwen hogere concentraties stresshormoon op bij zeer hoge dichtheden. Vooralsnog is de regelgeving van het viswelzijn gericht op de slachtwijze. In westerse landen is het gebruikelijk dieren te verdoven alvorens te slachten, ook de kweekvissen. Helaas staat het vissenwelzijn in niet-westerse landen laag op de agenda. Toch is ook hier op termijn en mede onder druk van de certificering een snelle verandering te verwachten.

Landgebruik (m2/jaar/100g geproduceerd eiwit) en broeikasgas uitstoot (kg CO2 equivalenten/100g geproduceerd eiwit) voor diverse eiwitrijke voedselproducten (naar Poore & Nemecek, Science 2018). © Stichting BWM

Ondanks alles blijft aquacultuur de meest efficiënte en meest duurzame vorm van (gekweekte) dierlijke eiwitproductie. Dit geldt in het bijzonder voor schelpdieren zoals mosselen die het voedsel (algen) dat het ecosysteem van nature produceert, uit het water zeven. Kortom, er is toekomst voor de aquacultuur.

Dit artikel komt uit het cahier Waterlandbouw. Op 29 september 2023 wordt het cahier gepubliceerd. Schrijf je nu in voor de boekpresentatie!

 

Johan Verreth
Was hoogleraar aquacultuur en visserij bij Wageningen UR.

Nooit meer iets missen?

Wil je altijd op de hoogte blijven van nieuwe publicaties, dossiers en lesmaterialen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief. Wij sturen je maandelijks een overzicht van alle nieuwe content.

Schrijf je in
Abonnement

Mis nooit meer een publicatie

Met een jaarabonnement mis je niets meer! Wil je altijd op de hoogte blijven van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van de biowetenschappen? Neem dan een abonnement! Hiermee ontvang je een korting van 40% ten opzichte van de prijs in de webwinkel. Daarnaast betaal je geen verzendkosten bij een abonnement. Het abonnement gaat in per 1 januari van het nieuwe kalenderjaar. Je kunt te allen tijde opzeggen, waarna je alleen nog de cahiers ontvangt die je hebt betaald.

Jaarabonnement
Drie keer per jaar krijg je onze boeken automatisch thuisgestuurd. Zo bespaar je flink op de losse verkoopprijs en blijf je altijd op de hoogte.
Bekijk abonnement