In januari 2018 verdween de merel – Nederlands bekendste tuinvogel – voor het eerst in ruim vijftien jaar uit de top drie van de Nationale Tuinvogeltelling. Twee jaar later werden er voor het eerst mensen in het ziekenhuis opgenomen die in Nederland een hersenvliesontsteking hadden opgelopen, veroorzaakt door een virus afkomstig uit Oeganda. Op het eerste gezicht zijn dit twee losstaande gebeurtenissen, maar is dat ook zo?
De eerste ontdekking
In 1937 werd in het West Nijl-district in Oeganda een nieuw virus gevonden bij een vrouw met koorts. Naar de heersende traditie in de virologie werd het virus vernoemd naar de eerste vindplaats: het westnijlvirus. Twintig jaar later werd een kleine vijfduizend kilometer zuidelijker, in Swaziland, een ander virus ontdekt in de steekmug Culex naevi. Traditiegetrouw kreeg ook dit virus een naam die verwees naar de vindplaats, de rivier Great Usutu: het usutuvirus. Anno 2020, driekwart eeuw later, lijken beide virussen in Nederland voet aan de grond te hebben gekregen.
Via vogels en muggen
Vogels zijn gastheren voor zowel het westnijl- als het usutuvirus en beide virussen worden door steekmuggen van vogel naar vogel overgedragen. Met name zangvogels (Passeriformes), valkachtigen (Falconiformes) en uilachtigen (Strigiformes) zijn gevoelig voor infecties door deze virussen, en het usutuvirus kan zelfs leiden tot massale sterfte onder merels. De hoeveelheid virus in het bloed van deze vogels kan zo hoog worden dat steekmuggen die zich ermee voeden geïnfecteerd raken en het virus bij de volgende bloedmaaltijd verder verspreiden naar andere vogels. Steekmugsoorten die efficiënt het westnijl- en usutuvirus kunnen overdragen behoren tot het geslacht Culex. In Nederland is de belangrijkste drager de gewone huissteekmug (Culex pipiens). Met de beet van een besmette mug worden incidenteel ook zoogdieren, waaronder mensen en paarden, geïnfecteerd. Zoogdieren zijn zogenaamde dead-end hosts, wat betekent dat het virusspoor bij hen doodloopt omdat de hoeveelheid virus in hun bloed voor muggen te laag is om besmet te raken tijdens een bloedmaaltijd. Muggen kunnen het westnijl- en het usutuvirus dus niet overdragen van mens op mens, maar bloedtransfusies kunnen dat wel.
Overdrachtscyclus van het westnijlvirus. © Stichting BWM
Verspreiding richting het noorden
Geïnfecteerde trekvogels verspreiden het virus over middellange afstanden naar nieuwe gebieden. Daar kan het virus zich via standvogels en lokale muggenpopulaties lokaal verder verspreiden.Het westnijlvirus komt op alle continenten voor, met uitzondering van Antarctica. In Europa circuleerde het virus sinds de jaren zestig van de vorige eeuw met name in Zuid- en Centraal-Europa. Sinds 2018 wordt het ook veel noordelijker aangetroffen, in Berlijn en Hamburg, en in 2020 in Utrecht. Het usutuvirus komt voor in Afrika en Europa. De vroegst vastgestelde aanwezigheid van het virus in Europa dateert van 1996 waarin het virus zorgde voor massale merelsterfte in Italië. Tegenwoordig komt het virus voor in grote delen van Europa.
Nare neven en -nichten
Het westnijl- en het usutuvirus behoren tot het geslacht van de flavi-virussen in de familie van de Flaviviridae. Er zijn veel beruchte flavi-virussen, waaronder het denguevirus dat knokkelkoorts veroorzaakt, het gelekoortsvirus, het Japanse encefalitisvirus en het zikavirus. Naast deze muggenoverdraagbare infectieziekten omvatten de flavi- virussen ook virussen die door teken overgedragen worden, zoals het in Nederland voorkomende tekenencefalitisvirus.
Zowel het westnijl- als het usutuvirus kunnen bij de mens ernstige aandoeningen van het centrale zenuwstelsel veroorzaken, zoals een hersenvlies- en hersenontsteking of acute slappe verlamming. De overgrote meerderheid van infecties met het westnijlvirus veroorzaakt echter geen of zeer milde algemene klachten zoals koorts, hoofdpijn, malaise en huiduitslag. Minder dan 1 procent van de besmettingen leidt tot infectie van het centrale zenuwstelsel en ongeveer 10 procent van deze patiënten overlijdt. De kans op een ernstig beloop neemt toe met de leeftijd.
Voor het usutuvirus lijkt het erop dat een ernstig beloop door infectie van het centrale zenuwstelsel veel minder vaak voorkomt. Op dit moment zijn wereldwijd slechts enkele tientallen patiënten bekend en meestal zijn dat personen met een verzwakte afweer door andere onderliggende aandoeningen. Ter vergelijking: in de EU alleen werden in de periode 2010-2018 een kleine drieduizend patiënten met een infectie van het centrale zenuwstelsel door het westnijlvirus gemeld.
Westnijl- en usutuvirus in Nederland
Het westnijl- en het usutuvirus zijn twee nauw verwante virussen met een vrijwel identieke levenscyclus via dezelfde vogels en muggen, en met een overlap in ziekteverschijnselen. Ruim driekwart eeuw geleden zijn ze op grote afstand van elkaar ontdekt in Afrika, en momenteel verspreiden ze zich allebei steeds verder over Europa.
In 2016 werd de aanwezigheid van het usutuvirus in Nederland voor het eerst kenbaar door grote sterfte onder laplanduilen en merels. Ook mensen in Nederland bleken besmet, zonder ziek te worden. In het najaar van 2020 werden de eerste westnijlvirusinfecties bij mensen in Nederland vastgesteld nadat het virus in de late zomer voor het eerst in een grasmus (Sylvia communis) was aangetroffen. Uit geïntensiveerde monitoring van mensen, vogels, paarden en muggen zijn geen signalen gekomen dat westnijlvirus in 2021 circuleerde. Of het westnijlvirus weer opduikt, moet de komende jaren blijken.
Wil je altijd op de hoogte blijven van nieuwe publicaties, dossiers en lesmaterialen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief. Wij sturen je maandelijks een overzicht van alle nieuwe content.