Waarom we nu nog geen vaccin tegen corona hebben - Biowetenschappen & Maatschappij

Geen producten in de winkelwagen.

13 mei 2020
normaal verdiepend
10 minuten

Waarom we nu nog geen vaccin tegen corona hebben

De auteurs

Waarom duurt dat zo lang? Als het zo doorgaat, zijn er ook in 2021 geen Olympische Spelen, is er geen Eurovisie Songfestival en ook geen Formule 1.

Het korte antwoord is: je kunt pas een vaccin gaan ontwikkelen tegen een nieuw virus, als het virus er is. En het loont pas om een vaccin te ontwikkelen, als het virus een serieuze bedreiging vormt voor de hele samenleving. Wil je dan ook nog een vaccin hebben dat bewezen werkt en veilig is en dat ook in voldoende aantallen gemaakt kan worden, dan kost dat tijd, heel veel tijd. Normaal gesproken zo’n jaar of 10!

De huidige situatie:

  • de wereld kent sinds januari 2020 een heel nieuw virus, officieel SARS-CoV-2 genoemd, dat de aandoening Covid-19 veroorzaakt.
  • inmiddels is het virus de hele wereld overgegaan en is er door de Wereldgezondheidsorganisatie op 11 maart 2020 een officiële pandemie uitgeroepen; de hele wereld is betrokken in de coronacrisis en wil een vaccin zodat we weer normaal kunnen leven, werken en ontspannen!

 

Hoe is de pandemie nu al te bestrijden?

Verspreiding onder de bevolking is tegen te gaan door het naleven van hygiëne- en lock-downmaatregelen, zoals thuisblijven bij ziekteverschijnselen en anderhalve meter afstand houden, al dan niet met mondkapjes op. Op die manier zorgen we ervoor dat de besmettingsgraad, de beruchte R0, onder de 1 komt én blijft.

Een tegenovergestelde optie is het virus laten uitwoeden, waardoor eerder groepsimmuniteit wordt bereikt. Wil je dit laten werken dan moet minimaal 60% van de bevolking antistoffen tegen het virus hebben opgebouwd. Om dit percentage zonder vaccinatie te bereiken, worden dan in korte tijd heel veel mensen ziek (en gaan er ook heel veel mensen dood) wat de zorg helemaal niet aankan. Bovendien duurt ook dat nog altijd vele maanden voordat je die gewenste groepsimmuniteit bereikt. Een adequate bestrijding van de infectieziekte Covid-19 is er nog niet.

© iStockphoto

Is er niet een antivirusmiddel?

Voor de behandeling van virusinfecties zijn – in principe – geen standaardmedicijnen, zoals antibiotica tegen bacteriële infecties. Daarbij is een virus om zich te vermenigvuldigen altijd afhankelijk van de machinerie van de cellen van de mens of dier. Bovendien heeft elk virus zo zijn specifieke voorkeur voor een bepaald type lichaamscel. Hierdoor geeft het griepvirus geen diarree en het norovirus (darmvirus) geen griep. Het aanpakken van het virus zal ook altijd gevolgen hebben voor de betrokken lichaamscellen. Voor het coronavirus zijn dat de keel-, neus en longcellen, en in mindere mate ook de darmcellen.

Het virus heeft op het oppervlak specifieke eiwituitsteeksels (S-spikes) die heel goed hechten aan de ontvangstmoleculen, de ACE-2 receptoren, van onze keel-, neus en longcellen. Die cellen produceren vervolgens zelf een enzym (furine) waardoor het virus de cellen kan binnendringen. Hiertegen is niet zo snel een goed werkend en veilig bevonden medicijn te ontwikkelen. Laat staan uitvoerig getest en goedgekeurd.

Er bestaan inmiddels wel een aantal antivirale middelen, bijvoorbeeld oseltamivir tegen griep en middelen tegen AIDS. Maar daar is wel een heel lang onderzoekstraject van tientallen jaren aan vooraf gegaan. Voor HIV heeft dat uiteindelijk geleid tot een combinatiepil met meerdere middelen die een leven lang nodig zijn om de ontsteking in te dammen en het leven te verlengen.

 

Is er niet een ander middel dat wel werkt?

Als de nood heel erg hoog is, kun je zoeken naar next-best oplossingen. Door bijvoorbeeld geregistreerde geneesmiddelen voor een andere ziekte, waarvan men vermoedt dat die effect zouden kunnen hebben tegen een virusinfectie, uit te proberen. Dat is onder andere gebeurd met chloroquinine dat ingezet wordt tegen malaria, een parasitaire infectieziekte, of bij reuma, een ontstekingsziekte. Ook is gekeken naar remdesivir dat gebruikt wordt tegen ebola, een virusinfectie die zich vooral in de bloedbaan bevindt. Maar helaas, dit was allemaal niet succesvol.

Na de uitbraak van SARS-CoV-1 in 2003 is er een begin gemaakt met de ontwikkeling van een antiviraal middel tegen coronavirussen. Maar op een gegeven moment was dit middel niet meer nodig; met circa 8.000 gevallen in 26 landen doofde de infectie weer uit. Van een pandemie is nooit sprake geweest. Dit onderzoek vormt nu wel een basis waar mee verder gewerkt wordt.

Daarnaast zijn er diverse studies in gang gezet (onder andere door het Erasmus MC) om patiënten met serum te behandelen afkomstig uit het bloed van genezen Covid-19-patiënten. Het serum bevat de afweerstoffen (immunoglobulinen) die de genezen patiënt heeft aangemaakt. Dit type behandeling wordt ook toegepast bij bijvoorbeeld geelzuchtpatiënten. De eerste resultaten van deze studies tonen vooralsnog positieve effecten. Alleen hoeveel antiserum is er beschikbaar voor hoeveel patiënten?

Kunnen we ons in de toekomst preventief tegen dit virus beschermen?

Dan komen we toch weer uit bij vaccinatie. De meest specifieke binding in de biologie is die tussen een antigeen (een lichaamsvreemd deeltje of micro-organisme) en een antistof, die door het afweersysteem tegen het antigeen gevormd is. Het werkt als een sleutel-slotmechanisme. Ons lichaam is in staat net zoveel verschillende antistoffen te produceren als er antigenen zijn. Bij vaccinatie, inenting met een lichaamsvreemde stof, wordt actief door het lichaam de vorming van antistoffen en afweercellen opgewekt.

Hoe goed en hoe lang je door deze afweer beschermd bent, verschilt per infectieziekte. Denk aan het Rijksvaccinatieprogramma dat start vanaf de geboorte en doorloopt tot een leeftijd van 14 jaar, waarbij het aantal inentingen en de intervallen per infectieziekte verschillend zijn. Tegen kinkhoest ben je een aantal jaar beschermd, tegen mazelen levenslang. Een ander voorbeeld is de jaarlijks terugkerende griepvaccinatie, met name voor mensen ouder dan 60 jaar en mensen met onderliggende aandoeningen van hart of longen. Of de herhaling van een tetanusinjectie na een ongeval waarbij vuil in wonden is terechtgekomen.

 

 

Over de auteurs

Ing. Alma Schröder
Microbioloog
© Header iStockphoto
Thema's

Thema's

Bekijk ook eens onze thema’s met een overzicht van de cahiers, artikelen en lesmaterialen die hierop aansluiten

Nooit meer iets missen?

Wil je altijd op de hoogte blijven van nieuwe publicaties, dossiers en lesmaterialen? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief. Wij sturen je maandelijks een overzicht van alle nieuwe content.

Schrijf je in